Expertmeeting Ritueel & GV
Rituelen spelen een belangrijke rol in de geestelijke verzorging. Niet alleen komen rituelen voor in het handelen van geestelijk verzorgers die werken vanuit zeer verschillende religieuze of levensbeschouwelijke tradities, maar ook binnen de verschillende werkvelden: zorg, justitie, defensie, eerste lijn. Tal van vragen kunnen in dit kader aan de orde komen. Hebben wij een beeld van welke rituelen worden ingezet, op welke momenten en in welke situaties? Wat beogen geestelijk verzorgers met deze rituelen en hoe waarderen zij deze specifieke interventies? Is het ritueel een specialisme en competentie van de geestelijk verzorger? Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn verschillen in het omgaan met rituelen in de verschillende werkvelden en in de verschillende levensbeschouwelijke of religieuze tradities? Deze en andere vragen zijn aan de orde gekomen op de expertmeeting die het UCGV afgelopen 9 oktober organiseerde. Er vonden twee rondes plaats van praktijkverhalen, reflecties en gesprek. Hieronder volgt een korte samenvatting in woord en beeld.
Het eerste praktijkverhaal kwam van Joke Zuidema geestelijk verzorger in een zorginstelling. Zij vertelt gedetailleerd hoe ze een ritueel van het verbranden van briefjes meerdere keren uitvoert met twee verschillende cliënten, lees hier haar verhaal. Dan neemt Bart Hetebrij het stokje over en beschrijft hoe hij als humanistisch raadsman een ritueel leidt bij de herdenking van een omgekomen militair door samen met de groep veteranen van toen herinneringen op te halen en stenen neer te leggen. Het tweede ritueel betreft een vredesmars in Srebrenica met een groep veteranen van Dutchbat, lees hier de uitgebreide casus. De onderzoekers Marcel Barnard en Joanna Wojtkowiak reageren vervolgens op deze casussen. Marcel verteld inleidend over wat een ritueel is en kan doen in een juiste setting en welke religieuze lading hiermee samen kan hangen zoals het branden van kaarsen, zie hier zijn mindmap. Joanna laat een plaatje zien van een afgebrande kaars als leeg karkas en legt uit hoe rituelen ook aan kracht kunnen verliezen als ze niet vanuit de juiste intenties worden uitgevoerd. Klik hier voor haar presentatie.
In de tweede rond verteld Madeleine Timmermann over de rituelen in het hospice waar ze werkt als geestelijk verzorger. Ze onderstreept de kracht van uitvaart rituelen voor de nabestaanden, bekijk hier haar presentatie. Ton Bersee beschrijft een ervaring uit zijn tijd als geestelijk verzorger binnen justitie waar hij het ritueel van celreiniging uitvoert, lees hier een samenvatting. Vervolgens reageren de onderzoekers Brenda Mathijssen en Sam Goyvaerts op de casussen. Brenda haalt de antropologe Mary Douglas erbij die viezigheid beschrijft als materie die zich op een verkeerde plek bevindt en verbindt dit aan de case van celreiniging. Zie hier voor een korte samenvating. Sam constateert naar aanleiding van de casussen dat er in de praktijk sprake is van een grote diversiteit in rituelen en een grote creativiteit in het gebruik en de ontwikkeling van rituelen en vindt het bijzonder dat de beroepsstandaard van de VGVZ een rituele competentie niet apart benoemd. Joanna laat een plaatje zien van een afgebrande kaars als leeg karkas en legt uit hoe rituelen ook aan kracht kunnen verliezen als ze niet vanuit de juiste intenties worden uitgevoerd. Klik hier voor haar presentatie.
In de tweede rond verteld Madeleine Timmermann over de rituelen in het hospice waar ze werkt als geestelijk verzorger. Ze onderstreept de kracht van uitvaart rituelen voor de nabestaanden, zie hier haar presentatie. Ton Bersee beschrijft een ervaring uit zijn tijd als geestelijk verzorger binnen justitie waar hij het ritueel van celreiniging uitvoert, lees hier een samenvatting. Vervolgens reageren de onderzoekers Brenda Mathijssen en Sam Goyvaerts op de casussen. Brenda haalt de antropologe Mary Douglas erbij die viezigheid beschrijft als materie die zich op een verkeerde plek bevindt en verbindt dit aan de case van celreiniging. Zie hier voor een korte samenvating. Sam constateert naar aanleiding van de casussen dat er in de praktijk sprake is van een grote diversiteit in rituelen en een grote creativiteit in het gebruik en de ontwikkeling van rituelen en vindt het bijzonder dat de beroepsstandaard van de VGVZ een rituele competentie niet apart benoemd.
Spanningsvelden rondom rituelen die aan de orde kwamen:
- De spanning tussen constructie en traditie. Een aspect hiervan is dat de Schrift en de naam van God niet (meer) wordt genoemd. Het gaat om het ritueel zelf, afgestemd op de persoonlijke spiritualiteit van de betrokkenen.
- De spanning tussen openheid en begrijpelijkheid.
- De spanning tussen ruimte voor het mysterie en instrumentaliteit (vgl. de laatste publicatie van Herman De Dijn over rituelen die uiterst negatief oordeelt over die instrumentaliteit). Ritueel zou iets moeten hebben van ‘goddelijke tijdverspilling’ (Guardini).
- De spanning tussen uitleggen (regieopmerkingen maken) en voor zichzelf kunnen spreken.
- De spanning tussen verschillende actoren.
Aspecten die aan een rituele competentie gekoppeld zouden kunnen worden:
- Gevoeligheid voor symboliek en lichamelijkheid (o.a. het belang van ruimte).
- Openheid voor kunst en muziek.
- Gevoel voor de ‘juiste orde’ waarin de spanningsboog stap voor stap wordt opgebouwd.
- Vertrouwdheid met een of meer religieuze/levensbeschouwelijke traditie(s).
Reflecties die aan de orde kwamen tijdens de kleine werkgroepen waren de volgende: Reflectie in groep 1
- Geconstateerd wordt dat de praktijk sterk verandert wat betreft het gebruik van ritueel. Vaker wordt een ritueel ingezet in situaties dat er individueel of collectief een vraag is, een ingrijpende gebeurtenis, die vraagt om een handeling, symbool waarin mensen ruimte wordt geboden om met de gebeurtenis om te kunnen gaan of in het reine te komen. Het aanbod is dan, zou je kunnen zeggen, psychohygiënisch van aard.
- Levensvragen staan centraal, waar rituelen proberen op in te spelen.
- Vaak lijkt het alsof zo’n ritueel eenmalig van aard is. Zowel individueel als collectief zijn er echter voorbeelden dat er sprake is van herhaling. Soms jaarlijks, soms een andere termijn.
- Tevens blijkt dat zogenaamd nieuw ritueel teruggrijpt op tradities, dat elementen uit die traditie ‘geleend’ worden en dat ze ook in een nieuwe context zeggingskracht hebben.
- Tegen deze achtergrond is het moeilijk vast te houden aan het idee dat het om algemene of neutrale rituelen (GV) zou gaan.
- De keuze van rituele elementen en de vormgeving van ritueel is contextueel en cultureel bepaald.
- Wat is het unieke van GV? Vaak wordt ritueel door de buitenwacht specifiek toegedicht aan de competentie en professionaliteit van GV’ers. Beeldvorming speelt daarbij een belangrijke rol, in positieve en negatieve zin. Is traditie bij die beeldvorming nog van belang, of de associatie van GV met bepaalde archetypen? Vgl. daarbij het model van pastorale competentie van Herman van de Spijker.
- De identiteit van de GV wordt vaak gekoppeld aan ritueel.
- De functionaliteit van ritueel is afhankelijk van de herkenbaarheid en herhaalbaarheid.
- In ritueel gaat het vooral om verbondenheid, om opnieuw met ‘iets’ verbonden te worden. Vgl. het citaat hierboven van Grimes.
- Rituelen maken veelal gebruik van de vier elementen: vuur, aarde, wind en water. Die vormen a.h.w. elementaire deeltjes. De kracht van het ritueel zou moeten zijn dat dit niet zou hoeven te worden uitgelegd, maar uit zichzelf spreekt.
- GV’ers hebben te maken met een pluraliteit van levensbeschouwing, spiritualiteit en religiositeit. Waar staan ze precies voor? En wie zijn geestelijk verzorgers dus? Over welke competenties dienen ze te beschikken? In dit geval over welke competenties hebben we het als het over rituelen gaat?
- Vooral dit laatste punt is wellicht een goede invalshoek voor onderzoek, boeiend zowel voor de onderzoekers, de opleidingen èn voor de praktijk van geestelijke verzorging.
Reflectie in groep 2:
- Het gesprek cirkelt rond twee kernthema’s. Het eerste thema zetten we op de noemer ‘economie van het ritueel’. Dit komt o.a. op vanwege de presentatie van Joke welke de vraag oproept hoe om te gaan met de spanning tussen de tijdsinvestering in de begeleiding van één persoon en de zorg voor veel bewoners. Vraagt de professionaliteit van de gv-er niet ook training in het bewaken van de grenzen?
- Met het oog op de eerste lijn komt de vraag ter sprake welke rituelen daar van belang zijn en hoe die vorm krijgen? Ook hier speelt de spanning tussen beperkte tijd en intensiteit van uitvoering van rituelen.
- Afgeleide vraag van vorige punt: in hoeverre kunnen vrijwilligers ingezet worden? Opgemerkt wordt dat dit per werkveld verschilt. Het veld van de zorg is in beweging. Vraag voor de gv-er is dan: hoe houd je toezicht op wat de vrijwilligers doen?
- Het andere thema: wat is het kenmerkende van de gv-er? Rituelen zijn niet meer het u.s.p. van de gv, maar wat is dat dan wel? Als mogelijke thema’s worden genoemd: de ontwikkeling van spiritueel zorgbeleid. Of: het verlenen van betekenissen. Als voorbeeld wordt de rozenkrans genoemd: voor goede uitvoering moet je kunnen doordringen (binnenperspectief) in de betekenis daarvan. Of: de kwaliteitszorg voor het goed uitvoeren van rituelen.
- I.v.m. het binnenperspectief wordt de vraag gesteld naar de relatie tussen geloofsovertuiging van der gv-er en het ritueel. Is het ritueel los verkrijgbaar zonder de geloofsovertuiging. Dit wordt betwijfeld met als argument de authenticiteit van de gv-er.
- Bij de professionaliteit van de gv-er hoort het inzicht in en kunnen omgaan met de complexiteit van het ritueel. Als voorbeeld wordt een casus genoemd van een ziekenzalving op verzoek van een arts. De kracht van het ritueel wordt bepaald door meerdere factoren, waaronder de relatie met de cliënt en kennis van de geschiedenis, de inbedding in de specifieke context, het maken van de inschatting wanneer de cliënt vindt wat helpend is, inzicht in de impact van het ritueel bij verschillende betrokkenen: patiënt, familie, medici (artsen en verpleegkundigen). Omgaan met deze complexiteit vereist scholing.