Conferentie presentaties
Hier treft u een korte omschrijving van iedere lezing die werd gehouden tijdens de conferentie De lijfelijkheid van de geest. Fenomenologie van verlies, rouw en herstel‘. In de middelste kolom staan de PDF-bestanden van de presentaties. De presentatie mogen alleen voor eigen gebruik ingezet worden. Op de afbeeldingen kan copyright rusten. In de rechterkolom staan de opnames van de lezingen.
Donderdag 21 oktober:
Lichamelijkheid van psychische aandoeningen, prof. dr. Jenny Slatman Het is een gemeenplaats dat onze huidige cultuur dualistisch is. Vanuit die dualistische visie gaan we er gemakshalve vanuit dat mensen uit een lichaam en een geest bestaan, en ieder deel heeft zo zijn eigen ziektes: somatische aandoeningen en psychische aandoeningen. In de praktijk van de gezondheidszorg kan men heel losjes met deze tweedeling omgaan, en zegt men al gauw dat lichaam en geest interacteren. Dat het lichaam vaak een belangrijke rol krijgt toegewezen bij het duiden van geestesziektes is dan misschien niet zo verbazingwekkend. Zelfs Descartes – die toch vaak gezien wordt als de conceptuele aanstichter van ons huidige dualisme – schrijft aan het begin van zijn beroemde Meditaties (1641) dat krankzinnigheid eigenlijk een ziekte van het lichaam is: de hersenen van mensen die krankzinnig zijn, zijn verzwakt door een hardnekkige damp uit de zwarte gal. Als we naar de psychische aandoening depressie kijken, dan zien we dat er heden ten dage diverse lichamelijke verklaringen voor bestaan. Populair zijn uiteraard de neurofysiologische verklaringen die – vergelijkbaar met Descartes’ opvatting – het probleem in de hersenen lokaliseren, zoals de mono-amine hypothese (tekort aan neurotransmitters in de hersenen) of de neurotrofe hypothese (vermindering van groei van bepaalde zenuwcellen in de hersenen). Andere verklaringen zijn dat depressie veroorzaakt wordt door een teveel van het stresshormoon cortisol; dat het veroorzaakt wordt door chronische ontstekingen in het lichaam; of dat het veroorzaakt wordt door een onevenwichtig microbioom in de darmen. In mijn lezing wil ik uitleggen dat al deze lichamelijke verklaringen – of ze nu neurologisch, immunologisch of endocrinologisch zijn – ons nog niet zoveel vertellen over de lichamelijkheid van een psychische aandoening. Lichamelijkheid, zo zal ik betogen, heeft allereerst te maken met de ervaring van het eigen lichaam, en minder met anatomische locaties of fysiologische functies. Aan de hand van Merleau-Ponty’s filosofie zal ik depressie uitleggen als een belichaamd “ik kan niet”. | Opname | |
Verdriet is het ding met veren: een fenomenologie van de rouw, Zeno Van Duppen, MD PhD De fenomenologie is een filosofische stroming die het bestuderen van de subjectiviteit en de subjectieve beleving voorop stelt. Uit deze filosofie is een bepaalde tak van de psychiatrie ontstaan, de fenomenologische psychopathologie, die zich in het bijzonder richt op de subjectieve beleving van psychiatrische aandoeningen en symptomen. Specifieke fenomenen zoals onder anderen een verstoorde zelf-beleving of fundamentele veranderingen aan de ervaring van de tijd of het lichaam werden intussen beschreven bij een veelvoud aan psychiatrische aandoeningen, gaande van psychose en depressie tot angst en autisme. Voor de fenomenologie is de objectieve wereld en de realiteit in zekere zin ondergeschikt aan de subjectiviteit, aan hoe en wat iemand beleeft. Maar het zou kunnen dat deze fenomenologische houding net een hinderpaal wordt wanneer het gaat om rouw, om verlies van dierbaren, die niet alleen bestaan als fenomenen in de subjectieve beleving, maar in de eerste plaats als echte mensen in de echte, gedeelde wereld. Kan de fenomenologie ons toch iets meer doen begrijpen van deze vorm van psychisch lijden, van kwetsuren en rouw? Om op die vraag te antwoorden duikt deze lezing in de roman Verdriet is het ding met veren (2018) van de Engelse schrijver Max Porter. In die roman over de rouw van een jonge vader en zijn twee zonen komen we bijzonder dicht bij de subjectieve én intersubjectieve beleving van verlies. Aan de hand van de belevingen uit dit boek onderzoeken we de rouw als individueel én gedeeld fenomeen, als subjectieve en intersubjectieve beleving. Tot slot beschouwen we wat de fenomenologie van rouw ons kan tonen dat van belang is in het begrijpen en ondersteunen van rouwenden. | Opname | |
Rouw, berouw, herstel, dr. Pieter de Witte Vertrekpunt van de lezing is de hypothese dat rouw steeds tot op zekere hoogte een morele emotie is, voor zover ze steeds te maken heeft met de vraag op welke manier een persoon op gepaste wijze eer moet brengen aan (bijvoorbeeld) een overledene. Als deze hypothese klopt, dan heeft dat verregaande consequenties voor de manier waarop we de rouw moeten interpreteren en de manier waarop we met haar moeten omgaan. Ten eerste is het in deze zienswijze moeilijk om rouw primair als een fenomeen van de innerlijkheid te denken. Het is allicht adequater haar in de eerste plaats te zien als een ritueel (dat weliswaar noodzakelijkerwijs ook de innerlijkheid raakt). Ten tweede kan de rouw in dat geval nooit louter het karakter hebben van een probleem dat moet aangepakt worden. Het is nochtans verleidelijk vanuit een therapeutische ethiek die het voorkomen en genezen van lijden als centrale waarde huldigt, de rouw te zien als een dissonantie die om een oplossing vraagt. Uiteindelijke confronteert het fenomeen van de rouw ons met de levensbeschouwelijke vraag wanneer lijden betekenisvol kan zijn. Deze vraag brengt ons in het laatste deel van de lezing bij de link tussen rouw en berouw, die in een justitiële context vaak sterk met elkaar verbonden zijn. Als het berouw van een dader van een misdrijf de pijn is waarmee hij of zij eer brengt aan een eventueel slachtoffer, dan opent dit perspectieven om na te denken over de zin van de straf en over de relatie tussen straf en herstel. | Opname | |
Ontwrichting als menswording, dr. Wouter Kusters Er is oneindig veel hoop, maar niet voor ons’ (Franz Kafka) Beloftes van voldoening, redding, heelheid en welzijn zijn zo oud als de mensheid, en hebben met name in de Westerse cultuur een positieve, transcendentaal-narratieve vorm ontwikkeld. Ze vervullen een geruststellende functie voor de paradoxaliteit van de condition humaine. Want met de gift van het bewustzijn en de ziel kwam ook het vermogen mee om in te zien dat de ziel leeg is, het bewustzijn lijfelijk en het bestaan eindig. Hierdoor brengt het leven een intrinsieke onrust met zich mee, die manifest en acuut wordt in de ontwrichting. Ontwrichtende ervaringen hebben een ontstellend effect. De ontsteltenis die zij teweegbrengen, leidt tot een leven dat niet langer hersteld kan worden. En pas wanneer de hoop op herstel is verdwenen, kunnen de contouren ontward worden van het onverwachtse, van wat François Jullien une seconde vie noemt: een tweede leven, of een volgend leven. Wouter Kusters zal proberen te beschrijven hoe ontwrichting zich verhoudt tot een dergelijk ‘volgend leven’. | Opname | |
Rouwen is meer dan alleen verdriet, prof. dr. Paul Moyaert a. Terecht wordt in rouwtherapie het belang van symbolisering beklemtoond. Maar wat is symbolisering en wat is er heilzaam aan dit proces. b. Er is heerst in onze cultuur enig afkeer voor een rituele bezwering van verlies. Het argument hiervoor is dat objectieve rituelen geen aandacht hebben voor het persoonlijke karakter van verdriet. Dit argument past in het kader van een pleidooi voor meer individuele autonomie. “Niemand kan in mijn plaats het gewicht van een tegenslag bepalen”. Deze analyse gaat mijns inziens voorbij aan een andere problematiek die niets heeft te maken met strikt persoonlijke gevoeligheden. Welke problematiek? Rituelen bezweren de verschrikkelijke rouwdrift, de drift die zichzelf niet kan ritmeren. c. Rouwen is niet alleen de spanning tussen afscheid en trouw, maar van agressie. Bij depressies slaat agressie om in eindeloze zelfverwijten. | – | Opname |
Psychiatrie en bestaansvragen – van isoleercel tot ervaringsdeskundigheid, prof. dr. Arjan Braam Dat personen met een psychiatrische kwetsbaarheid episodes meemaken waarin aanzienlijke bestaansvragen rijzen, lijdt geen twijfel. Om welke bestaansvragen het gaat, komt echter in de praktijk van de klinische psychiatrie (Geestelijke Gezondheidszorg, GGZ) niet zo expliciet aan de orde. In theoretisch opzicht ligt er een vertrekpunt bij Carl Jaspers (‘Grenservaringen’). De psychotherapeut Yalom ontwikkelde diens inzichten verder in vier kernachtige existential concerns: namelijk ten aanzien van de dood, onvrijheid, isolatie, en betekenisloosheid. Ook de theologe Anbeek, ervaren als geestelijk verzorger in de GGZ, sluit aan bij de grenservaringen, en formuleert een serie ‘bestaansvragen’. Aan de hand van kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksbevindingen onder (1) personen met een bipolaire stoornis, (2) excliënten met ervaring in de isoleercel, (3) deelnemers met een psychiatrische kwetsbaarheid in een zorgboerderij en (4) cliënten in een alcoholdetox komen de existential concerns en bestaansvragen weer langs. Per type van klinische situatie tonen die bestaansvragen een ander profiel. Nieuwe onderzoeksvragen komen aan bod. Tevens komen er vragen over samenwerking en taakverdeling: welke medewerkers in de GGZ staan het dichtst bij de cliënt om bestaansvragen en zingevingsthema’s te begeleiden? | Opname | |
‘Het geloof dwaalt hier nog in de desolate straten’. Over eenvoud, fatsoen, herstel en geestelijke verzorging, dr. Sjaak Körver Mensen vertellen verhalen. Op allerlei mogelijke manieren, meer of minder uitgebreid, geordend of ongeordend, meer of minder toegankelijk. Hoe dan ook, verhalen helpen om te ontdekken wie je bent en hoe de wereld om je heen is. Verhalen verbinden je met anderen, zijn op zoek naar samenhang. Eenvoudiger kan het niet. Luisteren, goed luisteren, nauwkeurig luisteren – het vraagt fatsoen, het is een kunst, het draagt bij aan herstel. Geestelijke verzorging is daarbij oriëntatie in tijd en ruimte – met humor en verbeelding voor het juiste perspectief, contrast en kader – als een fotograaf. | PDF & Tekst | Opname |
Vrijdag 22 oktober:
Geestelijke verzorging en herstel na morele kwetsuren, dr. Carmen Schuhmann Geestelijk verzorgers zijn betrokken bij herstelprocessen na allerlei ingrijpende ervaringen. Waar het in de context van de psychiatrie primair gaat om herstelprocessen na psychische aandoeningen, komen bij Justitie en Defensie met name morele aspecten van herstelprocessen naar voren. Binnen Justitie heeft de term herstel bijvoorbeeld dikwijls betrekking op relaties tussen daders en slachtoffers die door een misdrijf zijn geschonden. En in de context van Defensie krijgt momenteel het fenomeen van morele verwonding veel aandacht, waarbij herstel primair als een vorm van morele veerkracht verschijnt. In deze bijdrage werk ik een overkoepelend existentieel perspectief op herstel uit, waarbinnen herstelprocessen worden begrepen als processen van heroriëntatie. Volgens filosoof Charles Taylor is het voor mensen een existentiële noodzaak om zich te kunnen oriënteren op overtuigende ‘visies van goed leven’, d.w.z. om dergelijke visies in beeld te hebben en ernaar te kunnen leven. Wanneer een bestaande oriëntatie wegvalt door een ingrijpende ervaring – bijvoorbeeld ten gevolge van een psychische aandoening of morele verwonding – omvat herstel een proces van zoeken naar en vinden van geloofwaardige, mogelijk nieuwe, visies van een leven dat de moeite waard is. De oriëntatiemetafoor benadrukt de lijfelijke dimensie van herstelprocessen: hoe we ons oriënteren in de wereld hangt, zoals Merleau-Ponty uitlegt, samen met onze lijfelijkheid. Geestelijke verzorging kan dan worden begrepen als begeleiding bij processen van (her)oriëntatie na ingrijpende ervaringen waarin centrale visies van goed leven uit beeld raken of onbereikbaar lijken. Vanuit deze opvatting van geestelijke verzorging ga ik verder in op de vraag welke rol geestelijk verzorgers kunnen spelen bij herstel, in het bijzonder in relatie tot morele kwetsuren. | Opname | |
Thuis-zijn in de wereld, Bernice Brijan MA Een van de spannendste elementen van het menselijk bestaan is, zoals Martin Heidegger het verwoordde, dat zich enkel in de mens een besef voordoet van wat het betekent ‘om te zijn.’ De mens bestaat niet alleen, zoals een steen, een boom of een uil, maar is zich ook bewust van dit bestaan. Het bewustzijn maakt dat de mens niet volledig samenvalt met de gegeven situatie waarin hij bestaat. Er is als het ware een zekere scheiding aanwezig, een opening waarin de mens zich tot zichzelf en de omringende wereld verhoudt. Dit brengt enerzijds het grootste vermogen van de mens en anderzijds de grootste kwetsbaarheid met zich mee: een leven te leven vanuit een gevoel van thuis-zijn in de wereld – of de afwezigheid daarvan. In deze bijdrage wordt het vermogen van de mens om zich thuis te voelen in de wereld, het gevoel tot de wereld of tot het universum te behoren (in het Engels ‘belonging’) als uitgangspunt genomen en verder onderzocht met behulp van een fenomenologisch perspectief. Beargumenteerd zal worden dat in het verstaan van ‘belonging’ lichamelijkheid een fundamentele rol speelt. Het serieus nemen van de rol van lichamelijkheid in bestaanskwesties maakt het mogelijk eveneens zin- en betekenisgeving te funderen vanuit ons belichaamde in-de-wereld-zijn. De implicaties hiervan voor het werk van de geestelijk verzorger zullen tot slot worden verkend, waarbij geestelijke verzorging begrepen wordt als een potentiële dienst aan de ervaring van thuis-zijn in de wereld. Dit is in de psychiatrie van grote betekenis. | Opname | |
Hoop, herstel en geestelijke verzorging, dr. Erik Olsman Hoop en herstel lijken op elkaar. Ze zijn broer en zus die zich enten op dezelfde stam van de boom van de positiviteit. Maar hoop en herstel roepen ook vragen op: moeten hoop en herstel van mensen met een psychische kwetsbaarheid realistisch zijn? Moeten geestelijk verzorgers of andere zorgverleners onrealistische hoop en herstel ontkrachten? En kan hoop in de weg zitten van herstel? Olsman zal in zijn presentatie enkele (voorlopige) antwoorden formuleren op deze vragen, waarbij hij zijn eigen ervaring als geestelijk verzorger in GGZ en palliatieve zorg inzet. Hij zal het belang van fictie en narrativiteit benadrukken. Fictie en narrativiteit zijn niet per se ontkenningen van de (lichamelijke) werkelijkheid, maar juist herschrijvingen van de werkelijkheid, die bronnen van hoop en herstel kunnen creëren. | Opname | |
Panelgesprek, Martin Walton, Sjaak Körver, Carmen Schuhmann, Erik Olsman & Bernice Brijan | – | Opname |
Deze conferentie was een samenwerking van Luce, Tilburg School of Catholic Theology (TST), het Universitair Centrum voor Geestelijke Verzorging (UCGV) en Protestantse Theologische Universiteit (PThU).